donderdag 25 april 2013

Drie van die wielen, weet je wel.



Zoals wel meer dochters doen, ben ik onlangs met mijn moeder naar de stad geweest. Tot zover niks bijzonders. Maar voor mij is dat toch altijd weer een bijzonder moment. Mijn moeder was er bijna niet meer geweest.

Ongeveer vijf jaar geleden kreeg ze kanker. Gratis en voor niks. En het heeft haar veel moeite gekost om dat te overwinnen. Niet alleen lichamelijk, maar zeker ook geestelijk. Als gevolg van de kanker, loopt zij nu niet meer zo best, En al is ze gelukkig niet op een rolstoel aangewezen, ze maakt wel gebruik van hulpmiddelen. Mijn moeder heeft o.a. geen gevoel meer in haar voeten en daarom klapt één van de twee wel eens dubbel. Ze loopt met een stok en heeft een aangepaste fiets. Dat houdt in dat ze twee wielen achter heeft. Dus drie in totaal. Vijf jaar geleden dachten we dat ze dood zou gaan, nu fietst ze weer.

Of ik even zevenhonderd tasjes wilde dragen. Dan zouden we naar haar fiets lopen en nog even genieten van de voorjaarszon, op een terras. Bepakt en bezakt gingen wij op weg naar de driewieler van mams. Daar aangekomen, lag er een fiets op de grond, naast haar fiets. "Ik weet niet wat er gebeurd is, maar ik kan hem niet oprapen", zegt ze nog. Ik sta nog met zevenhonderd tasjes, dus ik ga de fiets ook niet oprapen. Had ik mijn handen vrij of kon mijn moeder bukken, hadden we de fiets natuurlijk opgeraapt. Dat spreekt voor zich, want zo ben ik opgevoed.
Terwijl we weglopen, horen we een hoop gevloek en getier. "Ophangen aan de hoogste boom", en meer van zulks. Verbaasd en nieuwsgierig, kijk ik om. De vrouw van de omgevallen fiets. "Heb jij gezien wie het gedaan heeft?", blaft ze een jongen toe. De jongen haalt zijn schouders op en trekt ongemakkelijk zijn trainingsbroek op. "Ja, er stond net ook een debielen-fiets", briest "het wijf", "Zo één met twee van die wielen, weet je wel!".
Ik loop richting de vrouw, om uit te leggen dat toen wij er aankwamen, de fiets al was omgevallen. Nu probeert ze mijn moeder de schuld te geven. Sterker nog, ze noemt mijn moeder 'een debiel'. Een heel relaas volgt. Blijkbaar is zij van mening dat "mongolen" niet mogen fietsen. Dat weet ik, omdat ze dat tegen haar dochter zegt. Het meisje is ongeveer zeven jaar oud en kijkt verdrietig naar haar moeder. Ik vraag me af of dat komt omdat ze dit gedrag niet is gewend van haar moeder, of omdat ze dit juist gewend is van haar moeder. Ik vrees het laatste.

"Mam, blijf even staan. Die vrouw denkt dat jij haar fiets omgegooid hebt. Ik ben zo terug." Ik nader de vrouw, wanneer haar oog op mijn moeder valt. Mijn moeder zit op haar fiets en heeft nog niet in de gaten dat de vrouw boos is op haar. "Heb jij nou mijn fiets omgegooid?". De vrouw loopt agressief op mijn moeder af. "Nee, mijn dochter wil je net uitleggen dat je fiets al op de grond lag, toen wij aankwamen", zegt mijn verbaasde moeder. De vrouw kijkt mij aan, loopt terug naar haar fiets en blijft hardop beschuldigen. "Mens, gedraag je. Je hebt notabene een kind bij je", zeg ik. "Ik heb toevallig gezien wat er is gebeurd. Zij heeft mijn fiets omgegooid", gilt de vrouw. Mijn moeder kijkt verdrietig en probeert weg te fietsen. Ze draait zich nog eens om en wil iets tegen de vrouw zeggen. "Kom, mam. Ik wil niet dat je met tokkies praat. Daar valt niet mee te praten", zeg ik. Ik geef haar een zetje en begin te lopen.

Mijn moeder begint te trappen en is al halverwege de straat, richting terras, terwijl ik ook die richting op loop. Ik word zo boos. Boos omdat ik de vrouw een tokkie heb genoemd. Ik heb me gevoelsmatig verlaagd tot haar niveau. Terwijl ik haar het liefst boven op haar gillende bek had getimmerd. Maar dat kan ik niet maken tegenover haar dochter en mijn moeder. Maar wat was ik kwaad.

Op het terras bestellen wij een drankje en ik leun achterover. "Weet je, ik word hier zo verdrietig van", zegt mijn moeder. "Ik was er bijna niet meer geweest. Met moeite stap ik op die fiets. Het herinnert me zo aan de moeilijke periode die ik heb gehad. Ik wilde eerst niet fietsen, omdat ik bang was dat mensen een mening over me zouden hebben". Mijn moeder kijkt zo verdrietig. "Mam, mensen hebben altijd een mening! Als je in een rolstoel zou zitten, had je kans dat men tegen mij zou praten. Rolstoel staat garant voor zwakzinnig, bij veel mensen". Mijn moeder kijkt me aan en zegt. "Ik ben er zo moe van. Ik moet altijd maar vechten".
Wanneer ik thuis ben, denk ik nog eens terug aan wat er is gebeurd en voel ik pas hoe boos ik was. Mijn moeder een debiel noemen..... "Zo'n fiets met twee wielen", galmt het in mijn hoofd. Ze kan niet eens tellen. De trut.